In dit hoofdstuk zien we zes van de zeven zegelen verbroken.
Omdat het boek van Openbaringen een boek is dat "weldra moet geschieden" een boek wat zich toen afspeelde (17:10) moeten we deze woorden ook in deze context lezen.
Met de aangekondigde verwoesting van Jerusalem door Jezus zelf in Mattheus 24, de oppressie van de Romeinen, komt dit alles goed overéén met wat we hier lezen.
Ondanks het feit dat sommige dingen moeilijk zijn te identificeren kunnen we het grote beeld volgen. Het beeld van verdrukking, bloedvergieten en strijd maar uiteindelijk overwinning.
Opb 6:1 En ik zag, toen het Lam een van de zegelen geopend had, en ik hoorde een uit de vier dieren zeggen, als een stem van een donderslag: Kom en zie!
Opb 6:2 En ik zag, en ziet, een wit paard, en Die daarop zat, had een boog; en Hem is een kroon gegeven, en Hij ging uit overwinnende, en opdat Hij overwonne!
Het eerste zegel: -Een wit paard.
-Die erop zat had een boog.
-Hem is een kroon gegeven.
-Hij ging uit overwinnende opdat Hij overwonne.
Een paard was in die dagen een teken van strijd en overwinning. Job 39: 22-28; Spreuken 21:31; Zacharia 10:3. Wit is de kleur van overwinning. Vergelijk dit met hoofdstuk 19: 11-16.
Een wit paard werd gebruikt bij festiviteiten, bij bruiloften, de Romeinen gebruikten witte paarden voor feesten en voor overwinnigen.
Deze eerste zegel kan een goed beeld zijn van Christus die een kroon gegeven is door Zijn dood en opstanding (Fil. 2: 9-11) degene die de dood heeft overwonnen, degene die aan de rechterhand van God is en degene die de wereld heeft overwonnen.
Opb 6:3 En toen Het het tweede zegel geopend had, hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom en zie!
Opb 6:4 En een ander paard ging uit, dat rood was; en dien, die daarop zat, werd macht gegeven den vrede te nemen van de aarde; en dat zij elkander zouden doden; en hem werd een groot zwaard gegeven.
Het tweede zegel: -Een rood paard.
-De rijder werd macht gegeven om de vrede van de aarde te nemen.
-Dat zij elkander zouden doden.
-Hij werd een groot zwaard gegeven.
Hier zien we de strijd die plaatsvind op de aarde, een paard dat rood was, dit is een teken van bloed, een teken van vervolging, een teken van strijd en een teken van de macht van het zwaard.
Maar door dit alles mogen Christenen weten wat Paulus zei in Romeinen 8: 35-39.
"Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, naaktheid, of gevaar, of zwaard? (Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij zijn geacht als schapen ter slachting.) Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft. Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen,
Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere
Opb 6:5 En toen Het het derde zegel geopend had, hoorde ik het derde dier zeggen: Kom en zie! En ik zag, en ziet, een zwart paard, en die daarop zat, had een weegschaal in zijn hand.
Opb 6:6 En ik hoorde een stem in het midden van de vier dieren, die zeide: Een maatje tarwe voor een penning, en drie maatjes gerst voor een penning; en beschadig de olie en den wijn niet.
Het derde zegel: -Een zwart paard.
-Die daarop zat had een weegschaal in de hand.
-Een stem werd gehoort die zeide: "een maatje tarwe voor een penning, en drie
maatjes gerst voor een penning; en beschadig de olie en den wijn niet"
Hier word gesproken over een zwart paard, zwart is een kleur die donker is, dus een teken van moeilijke dagen, een teken van smart, nood, angst, pijn en ellende.
(Klaagliederen 5:10; Joël 2:6; Nahum 2:10; Ezechiël 32:7)
Een weegschaal heeft een betekenis van rechtvaardigheid en billijkheid. (Job 31:6; Psalm 62:9; Spreuken 11:1; 16:11)
Het lijkt hier te spreken over een tijd waar het moeilijk zou zijn om rechtvaardigheid en billijkhied te vinden voor de heiligen waar anderen zich konden goed doen aan olie en wijn. Oneerlijk. Niet gewogen in de weegschaal.
Opb 6:7 En toen Het het vierde zegel geopend had, hoorde ik een stem van het vierde dier, die zeide: Kom en zie!
Opb 6:8 En ik zag, en ziet, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood; en de hel volgde hem na. En hun werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der aarde, met zwaard, en met honger, en met den dood, en door de wilde beesten der aarde.
Het vierde zegel: -Een vaal paard.
-Degene die erop zat droeg de naam "de dood".
-De hel volgde hem.
-Hem werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der aarde.
-Dit alles door het zwaard, door de honger, door de dood en door de wilde beesten
der aarde.
Vaal is een kleur die geassocieerd word met hongersnood, pestilentie en hele moeilijke tijden.
Vaak was de dood de enigste toekomst voor hen. Zij hadden geen toekomst dan alleen de vreselijke dood. Het woord "Hel" dat hier word gebruikt komt van het Griekse woord "Hades" en betekend dodenrijk. Dit is niet de uiteindelijke plaats voor alle ongelovigen maar meer een plaats waar we allemaal komen als we sterven. Zie hiervoor Lukas 16:23; Handelingen 2:31)
Veel Christenen in deze tijden zijn gestorven door deze elementen die hier genoemd worden.
Door zwaard, honger, en door de wilde beesten.
Opb 6:9 En toen Het het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen dergenen, die gedood waren om het Woord Gods, en om de getuigenis, die zij hadden.
Opb 6:10 En zij riepen met grote stem, zeggende: Hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet van degenen, die op de aarde wonen?
Opb 6:11 En aan een iegelijk werden lange witte klederen gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een kleinen tijd rusten zouden, totdat ook hun mededienstknechten en hun broeders zouden vervuld zijn, die gedood zouden worden, gelijk als zij.
Het vijfde zegel:
-Johannes zag onder het altaar de zielen dergenen die gedood waren om hun geloof.
-Zij riepen met luider stem: "hoelang, o Heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet van dengenen, die op de aarde wonen".
-Aan een ieder werden witten klederen gegeven en zij moesten nog een kleine tijd rusten totdat ook hun broeders zouden zijn zoals hen.
Nu, gedurende de opening van deze zegelen vragen de Christenen die onder het altaar waren hoe lang God nog zou wachten om hen te wreken.
Wreken is iets wat aan God toebehoort. (Rom. 12:12-21)
Door dit zegel kunnen we ook de vorige iets beter begrijpen en kunnen we zien in welk licht zij staan. Maar voor God was de tijd nog niet aangebroken.
Opb 6:12 En ik zag, toen Het het zesde zegel geopend had, en ziet, er werd een grote aardbeving; en de zon werd zwart als een haren zak, en de maan werd als bloed.
Opb 6:13 En de sterren des hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgeboom zijn onrijpe vijgen afwerpt, als hij van een groten wind geschud wordt.
Opb 6:14 En de hemel is weggeweken, als een boek, dat toegerold wordt; en alle bergen en eilanden zijn bewogen uit hun plaatsen.
Opb 6:15 En de koningen der aarde, en de groten, en de rijken, en de oversten over duizend, en de machtigen, en alle dienstknechten, en alle vrijen, verborgen zichzelven in de spelonken, en in de steenrotsen der bergen;
Opb 6:16 En zeiden tot de bergen en tot de steenrotsen: Valt op ons, en verbergt ons van het aangezicht Desgenen, Die op den troon zit, en van den toorn des Lams.
Opb 6:17 Want de grote dag Zijns toorns is gekomen, en wie kan bestaan?
Het zesde zegel: -Er was een grote aardbeving, de zon werd zwart als een haren zak en de maan werd als bloed.
-De sterren des hemels vielen op de aarde.
-De hemel week terug als een boekrol die word opgerold.
-Koningen, groten, oversten, rijken, machtigen, slaven en vrijen verborgen zich in de holen en rotsen der bergen.
-Zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: "val op ons en verberg ons voor het aangezicht van Hem die gezeten is op de troon en voor de toorn van het Lam"
Hier in dit laatste zegel zien we wel een aantal hele belangrijke dingen.
1. Aardbevingen. In de gehele Bijbel komen maar drie aardbevingen voor. 1 Koningen 19:11; Amos 1:1; Zacharia 14:5 De andere aardbevingen waar over gesproken worden zijn allemaal figuurlijke aardbevingen waar de wereld geschokt werd door grote gebeurtenissen.
Zie hiervoor en voor soortgelijke uitdrukkingen: Hagai 2: 6,7; Jesaja 24:19-20.
2. De zon werd zwart als een haren zak: Zwart is de kleur van dood en ellende, zo zou de zon zwart worden van alle ellende en de dood op de wereld. (Jesaja 13:10; Mattheus 24:29)
De ellende zou zo groot worden dat zelfs de zon zwart zou zijn.
3. De maan zou als bloed worden: Pijn, verdriet, dood, ellende en verwoesting.
4. De sterren des hemels vielen op de aarde: In verschillende plaatsen in de Bijbel worden de groten der aarde vergeleken met sterren. Zie Daniël 8: 10; Openbaringen 8: 10, 11; 9:1
Zo zou er een tijd komen waar de groten der aarde zouden vallen.
5. De hemel week terug als een boekrol: Ook hier weer een spraakgebruik over een verandering die zijn weerga niet zou kennen. Zie ook Jesaja 34:4.
6. Bergen en eilanden zijn bewogen uit hun plaatsen: Symbolisch spraakgebruik over de grote verschuivingen der aarde.
7. Koningen, groten, oversten, rijken, machtigen, slaven en vrijen verborgen zich in de holen en rotsen der bergen, en zeiden: "val op ons en verberg ons voor het aangezicht van Hem die gezeten is op de troon en voor de toorn van het Lam": De weerga van dit vertoon.
Zie hiervoor ook Hosea 10: 8; Lukas 23:30.
Om een goed beeld te kunnen krijgen over het laatste zegel moeten we zien wat er op andere plaatsen in de Bijbel bedoeld word als er over deze grote natuurfenomenen gesproken word.
Zie hiervoor Mattheus 24: 29-31; Joël 2:10; Jesaja 13:10, 2:19; Hosea 10:8; Lukas 23:30.
In al deze voorbeelden zien we een beeld dat God in een oordeel over deze wereld komt.
En wie zal er dan bestaan?